Reconstructie ringwalburcht Souburg

Een ringwalburcht of walburcht is een type versterking dat in Europa voorkwam gedurende de prehistorie, met name vanaf de latere bronstijd en ijzertijd en in sommige gebieden tot in de vroege middeleeuwen. Deze nederzettingen lagen vaak op een makkelijk te verdedigen plaats en waren omringd door een of meer houten of aarden wallen en geulen. Een ringwal is vergelijkbaar met de gord.

In Nederland zijn ringwalburchten in te delen in twee groepen, de oudere in Zeeland en langs de kust. Deze burchten hebben een ronde vorm. De tweede groep is te vinden in het oosten van Nederland, deze ringwalburchten hebben een meer ovale vorm.

In Zeeland werden vanaf de 9e eeuw ringwalburchten gebouwd ter verdediging tegen de Vikingen. In vredestijd zouden de burchten doorgaans onbewoond zijn geweest, maar in geval van gevaar vormden ze een veilig heenkomen voor de lokale bevolking. Bij deze ringwalburchten zijn er aan vier zijden doorgangen aangebracht, die met elkaar verbonden waren met houten paden in een kruis. Ook in Denemarken en aan de Belgische kust zijn er ringwalburchten gevonden, en er wordt daarnaast gespeculeerd over ringwalburchten in de buurt van de kust noordelijker in Nederland. De Deense ringwalburchten zijn van latere datum dan de burchten in Zeeland, er wordt vermoed dat deze burchten van de Zeeuwse afgeleid zijn. Op de ringburcht in Domburg na lijken alle burchten in Zeeland aan het eind van de 10e eeuw verlaten te zijn, in de loop van de 11e en 12e eeuw werden de burchten weer opnieuw bewoond.

Ook in Utrecht, Gelderland en Overijssel zijn ringwalburchten gevonden, deze hebben een meer ovale vorm dan de Zeeuwse ringwalburchten. Het gaat om de Hun(n)eschans aan het Uddelermeer, de walburcht bij Appel, de Hunneschans bij De Duno bij Heveadorp (gemeente Renkum), de Heimenberg in Rhenen, de Hunenborg in Volthe en de Schulenborg bij Almelo. Bij de Hunenborg en Hunneschans zijn beide opgravingen geweest, hieruit is geconstateerd dat deze burchten uit twee delen bestonden, een voorhof en een hoofdburcht. Deze 2 burchten en de Schulenborg hebben afmetingen van ongeveer 150 bij 100 meter. De burchten in Rhenen en Doorwerth zijn beide halfopen waarbij de open kant onbegaanbaar is door een steile helling.

 

[Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Ringwal]

 


Duno en de Hunneschans

51°58'19.9"N 5°48'29.5"E

51.972192, 5.808206

 

Duno of Duunoog is een buitenplaats in de Nederlandse provincie Gelderland. Het is vanaf 1800 ontstaan als landschapspark met een prieeltje, theekoepel, rosarium en kassen, belvedère en rotspartijen. Het ligt ten zuiden van Doorwerth op een stuwwalrand aan de Rijn. Bij de Duno ligt de ringwalburg de Hunnenschans

De Hunneschans is een ovalen aarden wal. In deze omwalling zijn restanten van palissaden gevonden. In het terrein zelf zijn paalgaten van een gebouw aangetroffen. Men denkt dat de Hunneschans bedoeld was als een versterkte vesting, gezien de tactische ligging op de stuwwal. Van hieruit kon men de scheepvaart op de Rijn goed in de gaten houden. Tot in de Middeleeuwen was hier beneden aan de Rijn een doorwaadbare plek, waar men met paard en wagen de Rijn kon oversteken.

[Bron:https://nl.wikipedia.org/wiki/Ringwalhttps://nl.wikipedia.org/wiki/Ringwal en

https://mijngelderland.nl/inhoud/verhalen/hunneschans-de-duno]

 


Burgh

51°41'25.4"N 3°44'07.6"E

51.690400, 3.735435

 

Zeeland telde vijf ringwalburgen. Een daarvan ligt in Burgh. De verdedigingswerken werden in de 9de eeuw opgetrokken, vermoedelijk door de lokale bevolking onder leiding van kerkelijke of heerlijke machthebbers om zich tegen aanvallen van de Vikingen te weren. Maar de Zeeuwse burgterreinen plaatsen archeologen en historici nog altijd voor raadsels.

Na de Romeinse tijd waren de meeste mensen uit Zeeland vertrokken, maar vanaf ongeveer het jaar 675 werd het Zeeuwse achterland geleidelijk weer in bezit genomen. De nieuwe bewoners vestigden zich op kreekruggen en terpen. Grote delen van het land waren in bezit van de Frankische koningen en Vlaamse abdijen en de productie van zout en wol leidde tot economische bloei.

Die rijkdom ontging ook de Noormannen of Vikingen uit Denemarken niet en zij lieten hun oog op dit gebied vallen. De Noormannen plunderden in 837 ook de handelsnederzetting Walichrum – daar komt de naam Walcheren vandaan –, vlakbij het huidige Domburg, de plaats waar toen de Zeeuwse rijkdom geconcentreerd was. De graaf van Walcheren, Eggihard, sneuvelde in die strijd.

Ook daarna bleef de Scheldemonding het doelwit van aanvallen. Zeeland was zelfs enige tijd in handen van de Vikingen, die van hieruit rooftochten naar Engeland uitvoerden.

In de laatste decennia van de 9de eeuw werd het Scheldegebied vooral vanuit Engeland opnieuw aangevallen en geplunderd. Het karakter van de invallen veranderde toen van korte invallen naar langdurige rooftochten met grote landlegers en ruiterij, die verder het binnenland introkken. Zeeland werd toen vooral aangedaan om zich te bevoorraden, in het bijzonder met het vlees van de hier in groten getale aanwezige schapen.

Om zich tegen deze invallen te verdedigen, richtten de bewoners in het Scheldegebied vermoedelijk de ringwalburgen op. Deze verdedigingswerken verrezen aan het eind van de 9de eeuw op vijf plaatsen in het huidige Zeeland: in Oostburg in Zeeuws-Vlaanderen, in Oost-Souburg, Middelburg en Domburg op Walcheren en in Burgh op Schouwen.

We gaan ervan uit dat de ringwalburgen verdedigbare wijkplaatsen (vluchtburgen) waren, waarin de bevolking zich tijdens de invallen veilig kon terugtrekken. Een ringwalburg is een cirkelvormig terrein, omgeven door een vaak brede gracht en een aarden wal bekleed met plaggen. Met de aarde uit de gracht werd de wal gebouwd. Bovenop de wal stond een houten borstwering of palissade.

Binnen de burgen gingen tussen 900 en 1000 mensen wonen. Daarmee werden het versterkte nederzettingen, die op den duur hun verdedigingsfunctie verloren. De ringwalburg van Middelburg werd overigens wel tot in de 13de eeuw in min of meer verdedigbare staat gehouden.

[Bron: http://www.zeeuwseankers.nl/nl-NL/verhaal/626/ringwalburg-in-burgh]

 


Oost-Souburg

51°27'47.5"N 3°36'15.5"E

51.463192, 3.604313

 

Aan het einde van de Kanaalstraat in Oost-Souburg ligt een aarden wal die een vrij groot cirkelvormig binnenterrein omsluit. Een houten poort geeft toegang tot het complex.

Omstreeks het jaar 800 begonnen de uit Noord-Europa afkomstige Vikingen handelsplaatsen te plunderen. Niet alleen langs de kust maar ook verder landinwaarts. Abdijen werden leeg gehaald en steden en nederzettingen geplunderd.

Om zich te wapenen tegen ‘de gesel van de Vikingen’ werden door Karel de Grote bij havens en aan ingangen van bevaarbare riviermonden kustwachten gestationeerd en vlootstations opgericht.

Aan het eind van de 9de eeuw veranderden de Vikingen van tactiek: ze trokken met grote legers en vloot verder het binnenland in en hadden dringend behoefte aan voedsel voor die legers. De vele schapen die in Zeeland vooral werden geweid voor de wolproductie vormden toen hun doelwit. Ter bescherming van de plaatselijke bevolking werd toen begonnen met de aanleg van ringwalburgen. In Oost-Souburg was dat tegen het jaar 890. Aanvankelijk hadden deze burgen een zuiver verdedigende functie. Alleen in tijden van gevaar werden ze door de plaatselijke bevolking met hun belangrijkste bezittingen betrokken. In vredestijd waren ze gewoonlijk onbewoond. Bij stormvloeden bood de omwalling tevens bescherming tegen het zeewater.

Behalve in Oost-Souburg zijn in deze tijd in Zeeland ook ringwalburgen aangelegd in Burgh, Domburg, Middelburg en Oostburg.

Bij de aanleg van een ringwalburg koos men liefst voor een van nature verhoogd terrein zoals een kreekrug of oeverwal. Het vermoeden bestaat dat men bij het aanleggen van een dergelijke burg als volgt te werk ging. Middenin het terrein werd een paal in de grond geplaatst waaraan een lang stuk touw werd vastgebonden. Met een aan het touw bevestigde stok werden vervolgens concentrische cirkels in de grond gekrast. Dit werd het grondplan van de toekomstige ringwalburg. Vervolgens werd er een gracht gegraven. De vrijgekomen grond werd gebruikt om een wal van zo'n drie meter hoog op te werpen. De buitenzijden werden bekleed met graszoden. Op de kruin of aan de voet van de vestingwal werd een houten palissade aangebracht. Tenslotte werd het binnenterrein enigszins opgehoogd met zand of plaggen. Maar ook werd goed gebruik gemaakt van de natuurlijke omstandigheden: in Middelburg hebben ze een deel van het toenmalige riviertje Arne gebruikt als verdedigingsgracht.

Vermoedelijk hadden de ringwalburgen aanvankelijk maar één toegang: een poort die met balken kon worden afgesloten. De toegang tot de poort was een brug over de gracht, zoals opgegraven aan de zijde van de Kanaalstraat in Oost-Souburg.

Pas nadat de ringwalburgen hun oorspronkelijke functie als vluchtburg hadden verloren verdeelden elkaar kruisende wegen het binnenterrein van de nederzetting in vier kwarten met poorten aan de einden daarvan. De wegen bestonden uit stukken boomstam of planken die half in de aarde achter elkaar lagen. In Middelburg en Oost-Souburg zijn sporen van riolen onder de houten wegdekken ontdekt.

Eind 9de eeuw begonnen de Vikingstrooptochten al af te nemen. Kort voor het jaar 1000 werd Walcheren voor de laatste keer geplunderd. De ringwalburgen werden als verdedigingswerk opgeheven. Op het binnenterrein van de burgen werden huizen gebouwd en zo ontstonden versterkte nederzettingen. Bij een aantal ringwalburgen werd later de omwalling afgegraven.

 

[Bron: http://www.zeeuwseankers.nl/nl-NL/verhaal/627/ringwalburg-in-oost-souburg]