Onder Forten rond Luik verstaat men twee ringvormige groepen van forten gebouwd voor en na de Eerste Wereldoorlog rond de Belgische stad Luik. Deze verdedigingsstructuur bestaande uit gegroepeerde forten noemt men PFL (La Position fortifiée de Liège).

De steden Namen en Antwerpen werden eveneens voorzien van een fortengordel (zie Stelling van Antwerpen). Samen met de KW-stelling vormden deze fortengordels rond belangrijke steden de kern van de Belgische defensie tot 1940.

Het bouwen van geïsoleerde forten rond belangrijke steden was een voortzetting van de traditie van de vestingbouwkunde die in Luik tot uiting was gekomen in de Citadel van Luik. Door de vergroting van de schootafstand van de artillerie (tot 12 km) werden de bastions vooruit geschoven en omgevormd tot op zich staande bolwerken om alzo de stad te sparen van vijandelijk geschut.

 

De vesting Luik bestond uit 12 forten, zes kleine (driehoekige) en zes grote (vierhoekige), op maximaal 9 kilometer van het stadscentrum en met een onderlinge tussenruimte van 2 tot 6 km. De twee reeds bestaande, oudere forten, de citadel en Fort de la Chartreuse, werden in de verdedigingslinie opgenomen. In juli 1888 begonnen Franse bedrijven met de aanleg van de forten, A. Hallier, Lettelier & Frères en J. Baratoux. Het werk moest binnen 30 maanden worden afgerond.

Forten van voor de Eerste Wereldoorlog

 

  • Barchon als groot fort

  • Évegnée als klein fort

  • Fléron als groot fort

  • Chaudfontaine als klein fort

  • Embourg als klein fort

  • Boncelles als groot fort

  • Flémalle als groot fort

  • Hollogne als klein fort

  • Loncin als groot fort

  • Lantin als klein fort

  • Liers als klein fort

  • Pontisse als groot fort

  • De Citadel
  • La Chartreuse

De grote forten besloegen ongeveer twaalf hectare en waren ieder uitgerust met:

  • 2 kanonnen van 150 mm

  • 4 kanonnen van 120 mm

  • 2 houwitsers van 210 mm

  • 13 snelvuurkanonnen van 57 mm

  • 450 artilleristen

De kleine forten besloegen ongeveer zes hectare en waren uitgerust met:

  • 2 kanonnen van 150 mm

  • 4 kanonnen van 120 mm

  • 1 houwitser van 210 mm

  • 10 snelvuurkanonnen van 57 mm

  • 250 artilleristen

Tussen de beide Wereldoorlogen

 

  • Fort Eben-Emael
  • Fort Aubin-Neufchâteau
  • Fort Battice
  • Fort Tancrémont of Pepinster
  • Sougné-Remouchamps (alleen gepland)

[bron:https://nl.wikipedia.org/wiki/Forten_rond_Luik]


Fort de la Chartreuse

50°37'55.3"N 5°35'55.6"E

50.632014, 5.598778

Fort La Chartreuse is een fort opgericht voor de verdediging van de Belgische stad Luik. Het werd in 1817 door de Nederlanders gebouwd op de Mont Cornillon en kwam na de Belgische Revolutie in 1830 in handen van de Belgen.

De heuvel Mont Cornillon in Luik was sinds 1124 de locatie van een klooster van Premonstratenzers. In 1360 namen de kartuizer monniken het klooster over, die ook de naam aan het latere fort gaven. De Kartuizers verlieten het klooster in 1793. De strategische heuvel werd in 1794 tijdens de Eerste Coalitieoorlog nog gebruikt door de Oostenrijkers in de verdedigingslinie langs Maas en Ourthe tijdens de Franse opmars. In 1817 werd het huidige fort gebouwd in opdracht van Koning Willem I.

Het fort speelde een rol bij de verdediging van Luik in de Eerste Wereldoorlog. Op 5 augustus 1914 bestookten de Duitsers de oostelijk gelegen forten rond Luik met infanterie en geschut. De aanvallers werden weggemaaid, de granaten van de artillerie hadden geen vat op het gewapend beton van de forten. Toch slaagden de Duitsers erin via ruimten tussen de forten binnen te dringen. Na hevige straatgevechten in Queue-du-Bois werden op 7 augustus 1914 de heuvels ten oosten van Chartreuse veroverd, men trof er lege dorpen aan, de bevolking was gevlucht. De volgende ochtend werd Chartreuse bezet en trokken de Duitsers via twee niet vernietigde bruggen Luik binnen. Tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog werd Fort de la Chartreuse gebruikt als gevangenis door de Duitse bezetter.

[bron:https://nl.wikipedia.org/wiki/Fort_de_la_Chartreuse]


Fort Tancrémont

50°33'10.9"N 5°47'27.0"E

50.553028, 5.790833

Fort Tancrémont gelegen bij het Belgische Pépinster, is een voormalig Belgisch militair verdedigingsfort dat deel uitmaakt van de fortengordel rond Luik.

In 1935 werd begonnen met de bouw van het fort en in 1937 was het klaar. Op 8 augustus 1937 werd het in gebruik genomen. Samen met de forten Eben-Emael, Battice en Fort Aubin-Neufchâteau vormden deze forten een versterkte positie om het gat tussen de Ardennen en de Nederlandse grens te dichten.

Het centrale deel van het fort is een onregelmatige vierhoek en heeft een oppervlakte van 3,5 hectare groot. Het wordt omgeven door een droge gracht van minstens acht meter breed en zes meter diep. Op drie van de vier hoeken zijn betonnen werken geplaatst om aanvallers die in de droge gracht zijn gekomen met lichte kanonnen en mitrailleurs te beschieten.

In het centrale deel staan vijf gebouwen die met ondergrondse gangen zijn verbonden. De gebouwen zijn genummerd van B.I tot en met B.IV en in het midden ligt B.M. Gebouw B.I ligt als enige direct aan de droge gracht en functioneerde in vredestijd ook als ingang. Het gebouw is bewapend met twee mitrailleurs. Gebouw B.II en gebouw B.IV zijn allebei voorzien van een intrekbare koepel met daarin twee kanonnen met een kaliber van 75mm. De kanonnen hebben een bereik van 10 kilometer. Verder zijn er twee observatieposten, beide uitgerust met een mitrailleur. Het gebouw B.III telt drie observatieposten elk met een mitrailleur. Plannen voor een hefkoepel met twee 120mm-kanonnen zijn door geldgebrek niet uitgevoerd. Gebouw B.M huisvest drie 81mm-mortieren, met een bereik van 300 tot maximaal 3600 meter, en een uitkijktoren met mitrailleur. Buiten de droge gracht zijn nog twee gebouwen zichtbaar die als luchtkoker functioneren. In het fort verbleef de bemanning op zo’n 30 meter onder de grond. Alle lokalen en gangen zijn uitgegraven uit leisteenrots.